parallax background

De Eerste Wereldoorlog in het theater

18/10/13
<
 

Leo van Bergen

Post Mortem, een stuk van Noel Coward uit 1930 en uitgevoerd door de toneel groep Oostpool, en Buiten Schot>, een 2 uur durende monoloog gelardeerd met liedjes, geschreven en uitgevoerd door Diederik van Vleuten, die eerder faam verwierf met zijn stukDaar Werd Iets Groots Verricht, over Nederlands-Indië.

Post Mortem behandelt de dood en terugkeer uit het dodenrijk, 'het oneindige achterland', van soldaat John. Die had kort voor zijn dood een gesprek met zijn kameraden. Die dood was 'veroorzaakt' door het ruilen van dienst met een soldaat die te zeer onder de indruk was van de dood van een vriend om op wacht te gaan, waarmee het thema 'soldatenliefde' ook was behandeld. Dat peloton was een typisch groepje, onder meer bestaande uit een constant waarschuwende sergeant, een dichter, een godsvruchtig type, en de zoon van een tabloid-uitgever te weten onze hoofdpersoon John. Die uitgever gaf in zijn kranten constant lucht aan het 'Voor God en Vaderland, gezamenlijk tegen de Duitse duivel'-gevoel. De moeder van de gesneuvelde vriend had in diezelfde krant geschreven dat 'zij haar zoon had gegeven voor het vaderland'. De dichter was er - uiteraard - een van het type Wilfred Owen, alleen politiek geradicaliseerd in de richting van Henri Barbusse of Ernst Toller. Hij gaf in niet mis te verstane bewoordingen en intonaties lucht aan alles wat hem in de oorlog niet zinde. Dit kwam hem op verwijten van defaitisme, landsverraad en blasfemie te staan. John zelf deelde, zoals allen in zijn peloton, weliswaar de kritiek op de schrijfsels in zijn vaders krant, maar was en bleef van mening dat er uit die vreselijke oorlog iets goeds, iets nieuws, iets moois geboren zou gaan worden.

Kort na zijn dood in 1917 - althans kort voor hem, in werkelijkheid is het reeds 1930 - werd hij geconfronteerd met de mensen die voorafgaand aan de oorlog voor hem van belang waren geweest: zijn verloofde - die hem niet, lam geschrokken van een dergelijke geestverschijning, meteen gillend de deur wijst, maar binnen de kortste keren de sofa met hem deelt -, zijn moeder, zijn vader, én de schrijver die zojuist, in de hausse van oorlogsboeken eind jaren twintig, zijn ideeën over de strijd eindelijk had geboekstaafd. Het kwam hem - tot ontzetting van John - wederom op verwijten van blasfemie et cetera te staan. Zelfs boekverbranding werd gepropageerd, en wel in de krant van Johns vader. Vrede of oorlog: het maakt niks uit, de wereld is en blijft schijnheilig en corrupt. De dichter wilde juist zelfmoord plegen toen John - die de aantijgingen belachelijk vond - bij hem aanklopte. Kort na zijn vertrek deed hij het alsnog.

De drijvende krachten achter de aanval op het boek, eveneens Post Mortem getiteld, waren behalve de stinkend rijke uitgever (lees: het kapitaal), de adellijke moeder van de gesneuvelde soldaat, en de clerus, gepersonifieerd door een oliedomme bisschop en een kruiperige pastoor. Door zijn gesprekken met hen - waarvan alleen die met de moeder ingetogen verloopt - komt John erachter dat zijn denkbeeld over een betere wereld na de oorlog naïef was, zoals de schrijver erachter was gekomen dat niet alleen oorlog het leven onleefbaar maakt. Hij kiest er dan ook voor om naar 1917 terug te gaan en nu definitief te sterven. De dood in de strijd was te verkiezen boven het leven in een van hypocrisie doortrokken wereld. De oorlog was geen pretje, maar hij was tenminste eerlijk. Uiteraard sterft hij vervolgens schreeuwend om zijn moeder.

Post Mortem is al met al niet het meest subtiele stuk dat over de Eerste Wereldoorlog is geschreven. De personages zijn op een enkele uitzondering na niet alleen uitermate stereotyperend, maar maken ook geen enkele ontwikkeling door. Waar mensen als Käthe Kollwitz of Rudyard Kipling veranderden door de dood van hun zonen in de strijd van 1914-1918, blijven de uitgever en de adellijke dame precies dezelfde 'God en Vaderland (en de eigen portemonnee)' propagerende types die zij voor 1914 ook al waren; types die nog steeds 'de waarheid' verdacht maken, beschimpen en proberen te vernietigen. Over de clerus zullen we het maar helemaal niet hebben. Dan wordt teleurstelling na terugkomst uit de dood, een dood gestorven met het idee dat het ergens goed voor zou zijn, wel heel erg voorspelbaar.

Als veel van de personages stereotypen zijn - of zijn gemaakt, ik ken het oorspronkelijke stuk niet -, dan moet daar in het spel het een en ander aan worden gedaan. Maar ook dat werd doorgaans gekenmerkt door te grote en te grove gebaren en een te hard stemgeluid. Als de boodschap niet mis te verstaan is, moet die boodschap stil worden gebracht. Bovendien waren er enkele volstrekt onbegrijpelijke momenten zoals het feit dat op het eind een der spelers als konijn was verkleed en dat de toeschouwers op een bepaald moment op een stuk death metal werden vergast. Er zal vast en zeker een idee achter gezeten hebben, maar die ontging me.

Uiteraard was de show van Van Vleuten geheel anders. Eén persoon, tegenover een gezelschap. De oorlog en de corrupte wereld van de wereldcrisis, tegenover een verhaal waarin de nagelaten brieven van zijn opa en oudoom, die toen nog kinderen waren, als kapstok dienden om ook iets over de wel degelijk rijkgeschakeerde en allesbehalve eendimensionale werkelijkheid van de oorlog te vertellen; een oorlog waarin Nederland weliswaar 'buiten schot' bleef, maar zeker niet aan ontsnapte. En waar de soldaten van Coward de oorlog van ervaring kenden, kenden de kinderen uit Buiten Schot de oorlog 'van geluid', omdat zij in de zomer wel eens gingen logeren bij een oom in Brabant nabij de Belgische grens. Het was het verschil tussen de drie-eenheid adel, kapitaal en clerus, en een Brits cabaretgezelschap: The Timbertown Follies - zo genoemd omdat hun Groningse krijgsgevangenenkamp van hout was opgetrokken. Death metal stond tegenover het - zelf gespeelde - pianoconcert voor de linkerhand geschreven door Verdun-veteraan Maurice Ravel voor de voormalige soldaat van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie Paul Wittgenstein. Die had in de strijd zijn rechterarm verloren, maar had in het Russische krijgsgevangenenkamp, waar hij jaren verbleef, zo hard geoefend op een op kistjes getekend toetsenbord, dat hij na de oorlog alsnog concertpianist werd. Zoals mijn dochter op Facebook schreef - na een aantal van de door Van Vleuten genoemde thema's en opmerkingen te hebben aangehaald, zoals uiteraard ook de wijze raad altijd te zoenen voordat je bij de FEBO naar binnen gaat en nooit erna (ze is tenslotte 19): 'De Eerste Wereldoorlog zoals hij nog nooit is verteld. De show van Diederik van Vleuten is heeeel leuk.'

En ook daarin verschilde de show van Van Vleuten met het theater van Oostpool. Buiten Schot was inderdaad leuk. Absurd en hilarisch soms zelfs, bijvoorbeeld als hij aantoont dat het verschil tussen oorlog en vrede niet meer dan het verschil tussen een broodje kaas en een tosti kaas is. Als Gavrilo Princip namelijk niet een broodje kaas, maar een tosti had besteld in een zaak waar hij naar binnen was gegaan om de frustratie weg te eten nadat zijn eerste poging was mislukt - 'Als mannen gefrustreerd zijn, gaan ze eten' - was hij te laat de zaak uitgelopen om de Oostenrijkse troonopvolger en zijn vrouw te kunnen neerschieten. Die kwamen namelijk juist op dat moment weer langsrijden. En dat ze toen kwamen langsrijden, kwam alleen maar omdat men vergeten had de chauffeur van de bolide te vertellen dat om veiligheidsredenen de van te voren geplande route was veranderd.

Maar je zou Buiten Schot tekort doen door het bij de grap te laten; daarvoor was het publiek ook te serieus na afloop. Geen brede lach tijdens het welverdiende applaus, hoeveel er dus tijdens de show heel wat afgelachen is. De gezichten stonden strak. Behalve leuk, was Buiten Schot namelijk ook indrukwekkend, zoals tijdens het bovenvermelde verhaal over de twee voormalige vijanden die elkaar na de oorlog vonden in de universaliteit van prachtige muziek. Maar bovenal was Buiten Schot ontroerend. Ontroerend toen de Grote Oorlog werd gekoppeld aan de kleine belevenissen van zijn oom en oudoom, die bijvoorbeeld een leraar aan de Spaanse Griep verloren. 'Benieuwd wie we nu krijgen.' Ontroerend toen hij het verhaal vertelde over de één miljoen Belgische vluchtelingen - en dat op een bevolking van ongeveer 6 miljoen. 'Kom daar nu maar eens om', hoorde je bijna iedereen denken. Ontroerend bij het verhaal over de watersnoodramp van 1916, waarbij hij sprak over een weggedreven huis van een Volendams meisje dat bij zijn opa en oudoom in de klas belandde; een huis dat misschien wel het huis was dat later in een Noors fjord werd aangetroffen. Ontroerend toen hij verhaalde over hoe zijn opa en oudoom de Timbertown Follies zagen optreden, waarop hij een via de zegeningen van het internet in een Brits antiquariaat opgeduikeld lied liet horen dat ook zij toen moeten hebben gehoord. Die ontroering, dat bijna werkelijk teruggaan in de tijd: zie daar het ware verschil tussen Post Mortem en Buiten Schot.