parallax background

REVIEW. Toos Streng, De roman in de negentiende eeuw [2020]

04/02/21
<
 

‘Theoretische verhandelingen over kunst zijn vaak

niet meer dan een woordenspel’

 

Review Toos Streng, De roman in de negentiende eeuw. Geschiedenis van een nieuwkomer. 536 blz. ingenaaid, geïllustreerd (deels in kleur), ISBN 978 90 8704 842 6, Hilversum Uitgeverij Verloren 2020, € 49,--

 

Heidi de Mare

 

Jaren geleden las ik voor mijn dissertatie-onderzoek naar het zeventiende-eeuwse denken over Hollandse schilderkunst het artikel ‘Het “realisme” van de oud-Nederlandse schilderschool. Opkomst en ontwikkeling van de term “realisme” in Nederland tussen 1850 en 1875’ van de hand van Toos Streng. Haar betoog maakte indruk op mij, om twee redenen. Ten eerste omdat zij hierin de negentiende-eeuwse herkomst van het realismebegrip opspoorde. In Nederland voor het eerst genoemd in 1823, werden er in de loop van tijd verschillende, positieve en negatieve betekenissen, aan gehecht, duidend op 1) het ontbreken van een ideaal, 2) afwijzing van traditie en belang van eigen waarneming en 3) de liefdevolle blik op de alledaagsheid waarin juist een ideaal doorbrak. Wat me, ten tweede, bijbleef, was dat zij op grond van dat nauwgezette onderzoek, een bijdrage wilde leveren aan de kunstgeschiedschrijving. Ze zocht het debat met specialisten van de Hollandse zeventiende-eeuwse schilderkunst. Ze zette vraagtekens bij de opvatting dat het hoge aanzien dat deze schilderkunst rond 1800 in Europa genoot zich eenvoudig doorzette in de eeuw daarna. Maar strikt genomen had haar onderzoek naar het realismebegrip verstrekkender consequenties. Met name omdat iconologen rond 1970 de term ‘schijnrealisme’ introduceerden als kritiek op het vermeende eenduidige negentiende-eeuwse realisme-begrip. Om vervolgens de realistisch ogende genreschilderkunst ‘symbolisch te lezen’, en aldus een quasi-tegenstelling te introduceren. Begripsgeschiedenis zou, zo was de teneur van Strengs betoog, bijdragen aan het bijstellen van dominante aannames in de kunsthistorische terugblik op geschilderde taferelen uit de Hollandse zeventiende eeuw. Een zinvol advies, want tot dan toe waren er enkel sporadische kunsthistorische reflecties op het gehanteerde zeventiende-eeuwse vocabulaire. Hoewel een dergelijke bronnenkritiek in de geschiedwetenschap ingeburgerd is, heeft dat in de kunsthistorische wetenschap nauwelijks weerklank gevonden. Toos Streng heb ik dus jarenlang beschouwd als een belangrijke wetenschapper op het gebied van historische letterkunde, ook voor mijn eigen vakgebied van de kunstgeschiedenis.

 

Die herinnering maakte me nieuwsgierig naar haar omvangrijke publicatie De roman in de negentiende eeuw. Geschiedenis van een nieuwkomer die recentelijk verscheen, vrucht van jarenlang onderzoek. Nieuwsgierig ook omdat de westerse geschiedenis wel vaker, en zeker sinds de negentiende eeuw, met nieuwkomers wordt verrast die eerst niet zomaar op hun waarde worden geschat – gegeven mijn eigen vakgebied als beeldwetenschapper denk ik ook aan fotografie, film, tv-series en recentelijk de digitale artefacten. Ook deze beginnen doorgaans, hoewel soms al snel populair bij een breed en gemêleerd publiek, onderaan de hiërarchie die de elite hanteert. Ik was dus benieuwd naar de factoren die er mede toe bijdroegen dat de roman vanaf het derde kwart van de negentiende eeuw in Nederland een hogere status kreeg en inmiddels de kern vormt van de Literatuur. Lees verder PDF.